BLOG

Media aandacht rondom promoties AGEhIV studie

Vrijdag 27 januari j.l. hebben twee AGEhIV arts-onderzoekers, Judith Schouten en Katherine Kooij, hun proefschrift met succes verdedigd. De dag voorafgaand aan deze promoties kwam er onverwacht veel media-aandacht voor de resultaten van de studie, o.a. van de kant van het NOS-journaal. Enerzijds waren wij verheugd over de aandacht voor ons onderzoek, omdat dit bewustzijn creëert in de samenleving voor de problematiek van en het belang van goede zorg voor mensen die leven en ouder worden met hiv. Anderzijds hebben wij gemerkt dat het in de media geschetste beeld vragen opriep vanuit mensen met hiv die zich niet binnen de door ons onderzochte studiepopulatie herkenden en vertegenwoordigd voelden. Deze gevoelens nemen wij uiteraard serieus en met dit bericht willen wij dan ook graag nuance en duidelijkheid aanbrengen in de opzet en uitkomsten van onze studie.

Zes jaar geleden zijn wij gestart met de AGEhIV studie. Alle mensen met hiv van 45 jaar en ouder die in het AMC onder behandeling waren op de hiv polikliniek konden benaderd worden om aan ons onderzoek mee te doen. Van de mensen die instemden met deelname waren ruim 80% mannen, van wie het merendeel hiv opgelopen heeft via seksueel contact met mannen. Vrouwen zijn in aantal derhalve bijvoorbeeld minder vertegenwoordigd. Deze verhouding komt overeen met die van de hiv populatie in Nederland. Voor onze controlegroep hebben wij gezocht naar mensen zonder hiv die gemiddeld genomen zoveel mogelijk zouden lijken op onze studiegroep met hiv. Omdat het grootste deel van de mensen met hiv in ons onderzoek het virus heeft opgelopen via seksueel contact is er gekozen voor het werven van een controlegroep bij de soa poli van de GGD en de al bestaande Amsterdamse Cohort studie onder mannen die seks hebben met mannen. Tijdens het werven van personen die bereid waren als controles aan ons onderzoek mee te doen hebben we gezorgd dat deze qua leeftijd, geslacht en land van herkomst zo veel mogelijk overeen bleven komen met onze hiv-positieve groep. Het is dan ook zeer wel mogelijk en begrijpelijk dat er mensen met hiv zijn die zich niet in de door ons onderzochte groep herkennen, en onze resultaten zijn derhalve niet zonder meer te vertalen naar alle mensen met hiv. Dat laatste geldt bijvoorbeeld ook voor mensen bij wie hiv relatief snel na de infectie ontdekt en behandeld wordt en bij wie een ernstige afbraak van de weerstand kan worden voorkomen. Dergelijke mensen met hiv zijn in onze studiegroep relatief ondervertegenwoordigd.

De AGEhIV studie bestudeert onder andere het vóórkomen van en de risicofactoren voor ouderdomsziekten (zoals hart- en vaatziekten, neurologische problemen, en botontkalking) bij mensen met en zonder hiv. Een belangrijke uitkomst van de studie is dat de onderzochte ouderdomsziekten weliswaar vaker vóórkomen in de groep met hiv in vergelijking met de groep zonder hiv, maar dat de door ons gevonden verschillen in het algemeen minder groot waren dan tot nu toe was gerapporteerd of gesuggereerd. In alle gevallen was duidelijk dat bekende risicofactoren zoals roken, hoge bloeddruk en een hoog cholesterol, die in de door ons onderzochte groep met hiv vaker voorkwamen, het gevonden verschil deels konden verklaren. Daarnaast bleek in de groep met hiv dat met name mensen die in het verleden langdurig een slechte afweer hadden gehad een groter risico hadden op ouderdomsziekten. De resultaten van ons onderzoek geven aanwijzingen dat hierbij processen in het lichaam die ten grondslag liggen aan veroudering een rol kunnen spelen. Er zijn echter tot nu toe geen aanwijzingen gevonden dat bij mensen met hiv die goed met virusremmers behandeld worden het proces van veroudering versneld is ten opzichte van de door ons bestudeerde controlegroep.

Op basis van deze resultaten is aan te nemen dat niet roken, gezond leven in het algemeen en het bestrijden van factoren als een hoge bloeddruk en hoog cholesterol, gunstig kunnen bijdragen aan het tegengaan van ouderdomsziekten bij mensen met hiv, zoals dat ook het geval is bij mensen zonder hiv. Er is geen reden om aan te nemen dat dit niet evenzeer geldt voor mensen met hiv (bijvoorbeeld vrouwen) die in ons onderzoek in aantal minder vertegenwoordigd waren. Daarnaast zijn vroege diagnose en behandeling van hiv dus belangrijk om het risico op ouderdomsziekten verder te verminderen. Vroegtijdige start van behandeling draagt tevens bij aan het voorkómen van overdracht van hiv en daarmee aan het verminderen van het aantal nieuwe hiv infecties.

De meeste van onze studiedeelnemers zijn momenteel tussen de 50 en 60 jaar oud. Teneinde een completer beeld te krijgen van het verder oud worden met en zonder hiv is het dan ook van groot belang om de deelnemers aan het onderzoek tot op nog oudere leeftijd te mogen en kunnen blijven volgen.  Dit zal hopelijk het bewustzijn en kennis over dit onderwerp bij mensen met hiv zelf, gezondheidswerkers, en de bredere bevolking, bevorderen. Daarmee zal hopelijk bijgedragen kunnen worden aan (nog) betere zorg en aan kennis over hoe mensen met hiv veerkrachtig oud kunnen worden.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met agehiv@amc.nl.

 
Amsterdam UMC-AMC
AIGHD
HIV monitoring
GGD Amsterdam
 
Top